Het feit dat ‘het plafond’ aanleiding was om op zoek te gaan naar een nieuw werkveld, roept de vraag op waar dit plafond vandaan komt. Door de oorsprong ervan te begrijpen kunnen we er misschien mee leren omgaan. Dus waar hebben we het over? Het bestaan ervan lijkt ons homeopathisch verdund door de jaren gevoed, onder druk van veranderingen die wij als maatschappij zelf initiëren en cultiveren, maar waarvan we de gevolgen niet altijd overzien. Wat ook lastig is, want al vormen wij de wereld, die wereld vormt ons ook en hoe voorspel je de reactie?
Toename complexiteit
Ik heb het over veranderingen als gevolg van de grotere maatschappelijke verschijnselen. Denk aan de (sociale) media, het ‘vrije markt’ denken, de digitalisering en automatisering, het groeiend tempo van processen, de globalisering, de klimaatveranderingen, het gat tussen rijk en arm, enzovoort. Het zijn processen die zich weliswaar buiten onze directe invloedssfeer afspelen, maar wel effect hebben op ons dagelijks leven. Het creëert verwarring, omdat de complexiteit, als gevolg van die veranderingen, het steeds moeilijker maakt om je een beeld te vormen van wat nu oorzaak is of gevolg, feit of fictie, ambitie of belang. En het is deze ‘verwarring’ die effect heeft op hoe wij functioneren.
Geen ruimte voor diepgang
Zo hebben (en nemen) architecten in hun dagelijks werk steeds minder de ruimte om vrij over vraagstukken na te denken. De focus wordt sterk gestuurd en staat onder druk van de noodzaak tot productie. Daarbij lijken we als gemeenschap ontvankelijk voor wat we snel kunnen begrijpen, herkenbaar is of past binnen heersende zienswijzen en belangen. Het ontwikkelen van een eigen visie of vraagstelling wordt steeds meer vervangen door het verzamelen van referenties; duplicaten van bestaande zienswijzen, oplossingen en producten. Dit lijkt hetzelfde, maar is het niet. Het verschil zit in de mate van authenticiteit, van ‘eigenheid’. En dat gebrek aan bewegingsruimte vermindert de menselijke eigenschappen die ons gevoelig maken voor nuances, die diepere betekenis van wat er om ons heen gebeurt. Eigenschappen waardoor architectuur verder kan reiken dan alleen een praktisch vormgeven. Eigenschappen die ons vak diepgang geven, zoals inzicht in de ‘spirit of place’. Het gaat om intuïtie, geduld, zorgvuldigheid, invoelingsvermogen, moraliteit, spiritualiteit, kunnen twijfelen en reflecteren. Het zijn deze vermogens die weggedrukt worden door de doctrine van concreet zijn, herkenbaar, tastbaar, beheersbaar, snel, zakelijk en het moeten produceren.
Geld als doel, geluk een luxe
Een tweede effect is dat waarden die wij makkelijk kunnen toetsen ons vertrouwen geven. Los van de vraag of de waarden kloppen of niet. Dat wat we niet zo goed kunnen toetsen, maakt processen ingewikkeld en is daardoor vaak minder populair. Het is zelfs zó dat het uitstralen van vertrouwen al voldoende aanleiding kan zijn om iets te geloven. Ongeacht of het om feiten gaat of fictie. Iets wat in feite volkomen irrationeel is, maar met grote gevolgen voor ons dagelijks leven. Kijk maar hoe ‘vertrouwen’ de financiële markt doet bewegen. En ook dit principe heeft effect op hoe wij functioneren. Want als vertrouwen of toetsbaarheid synoniem staat voor kwaliteit, veranderen overzichtelijke en toetsbare onderwerpen, zoals tijd en geld, tot meer dan alleen een middel. Zij worden een doel op zich. We zijn dan ook niet ver verwijderd van het denkbeeld dat onze leefruimte eerder een middel is om geld mee te verdienen dan om ons geluk te borgen. Met andere woorden, geld lijkt gepromoveerd van middel tot doel en ons geluk zien we daarbij als een soort van luxe. Daarom beoordelen en sturen wij onze ontwerpen vaker op basis van hun ruilwaarde (financiën) dan hun belevingswaarde (geluk). Iets wat we terugzien in hoe we bijvoorbeeld over opgaven praten. Niet zelden bespreken mensen het ontwikkelen van onze leefruimte als het bouwen van hutten, unit’s of bergen van mensen in plaats van huisvesten. We zien het ook terug in het gegeven dat de meer bijzondere ambities altijd gepaard gaan met de waarschuwing dat er natuurlijk ook wel wat verdiend moet worden. Een boodschap die doorgaans synoniem staat voor: het rendement eerst en dan kijken wat we overhouden. Als óók dat de waarde van een woning, in processen altijd vooraf worden vastgelegd, samen met de eigenschappen die wij de doelgroepen toedichten en daarmee de bewegingsruimte van de architect inkaderen.
Daarom beoordelen wij ontwerpen vaker op basis van hun ruilwaarde (financiën) dan hun belevingswaarde (geluk).
Ik wil hier overigens niet beweren dat diegene die op dit moment vastgoed ontwikkelen helemaal geen ambities hebben of deze van anderen nooit respecteren. Dat is niet de realiteit. Ik zie alleen dat het (economisch) systeem waarbinnen we functioneren een hele specifieke weg bewandelt. Een weg waarbij de ambities die er wel zijn zich in eerste instantie richten op onze welvaart in de meest beperkte zin van het woord (= koopkracht en inkomen). In sommige gevallen reikt deze verder naar die ruimere definitie waarin ook ons milieu, de veerkracht van flora en fauna, het collectieve leven, vrije tijdsbesteding, enzovoort een rol spelen, maar zelden heb ik marktpartijen ontmoet die daadwerkelijk interesse tonen in het welzijn van de mens. Een niveau van ontwikkelen waarbij het geluk van de eindgebruiker, de liefde van en voor het individu of diens harmonie binnen de gemeenschap centraal staat. Hier ruimte voor ontwikkelen is namelijk zodanig subjectief en lastig meetbaar, dat ons huidig economisch denkmodel er geen raad mee weet; die belevingswaarde niet kan toetsen en daardoor het belang vaak grotendeels negeert. Zo wordt geld ons doel en is geluk een luxe.
Toename tijdsdruk
Als derde en laatste effect van die ‘verwarring’ en ‘complexiteit’, zou ik willen noemen dat de industrie voortdurend bezig is met het ontwikkelen van instrumenten waarmee we sneller kunnen produceren. Instrumenten die we ontwikkelen door ’trial and error’, een vorm van experimenteren. En natuurlijk is het zinvol dat we moderniseren en nieuwe ontwikkelingen een plek te geven in onze maatschappij, maar het wordt ingewikkeld wanneer veranderingen voortkomen uit bijvoorbeeld zienswijzen die de wetmatigheden van ons bestaan, onze maatschappij, veel te sterk vereenvoudigen. Met andere woorden, initiatieven stimuleren op basis van veel te abstracte modellen van onze werkelijkheid. Neem als voorbeeld de computer. Deze werd door onze beroepsgroep omarmd vanuit de boodschap dat hij ons werk makkelijker zou maken. Met name dat ‘monotone’ uit handen zou nemen. Dat we meer tijd over zouden houden en tegelijkertijd beter presteren. Wanneer je deze gedachte isoleert van de maatschappij en diens complexe karakter, dan klinkt dat aannemelijk. Maar de praktijk volgt een hele andere logica, namelijk: omdat we iets sneller kunnen produceren krijgen we meer te doen in dezelfde tijd. En dit biedt juist géén ontspanning, maar in plaats daarvan een toename van tijdsdruk. Zo reageert nu eenmaal een ‘vrije’ handelsmarkt die is ingericht op permanente groei. En in ons vak, het vak van de architect, is die toename van tijdsdruk geen positieve impuls. Architectuur is van nature traag! Het heeft tijd nodig om te rijpen; om te kunnen heroverwegen. Inspiratie is slechts zelden die bliksem die je treft en véél vaker gewoon noeste arbeid en uren maken. Het is prima om de productie ervan te vereenvoudigen, maar de praktijk zorgt ervoor dat we minder tijd krijgen om na te denken. En niet in de laatste plaats omdat juist die productie, dat tekenwerk dus, oorspronkelijk een belangrijk onderdeel was van dat denkproces. Tekenen is namelijk niet alleen een vorm van uitwerken, maar óók een manier van denken.
Architectuur is van nature traag en heeft tijd nodig om te rijpen, om te kunnen heroverwegen.
Een transitie
Zo, waarom is het belangrijk om je bewust te zijn van dit verlies aan diepgang, die fixatie op economische ruilwaarde en de toenemende tijdsdruk? Het is belangrijk omdat ik meen dat het de symptomen zijn van een transitie waarin we ons bevinden. Een periode waarin we voortdurend aan veranderingen onderhevig zijn en waarin we door ’trial and error’ ondervinden of iets wel of niet werkt. Je zou het kunnen vergelijken met hoe kinderen opgroeien. Ook zij moeten gaandeweg van alles eerst ervaren en het dan een plek geven. Ik denk dat gelijk onze kinderen ook wij moeten leren hoe we het beste opgroeien in onze tijd. Veel is nieuw en daar moeten we mee leren omgaan, die (social)media, die permanente interactiviteit, dat hoge tempo, vraagstukken zoals de nieuwe economie, verhoudingen in de markt, Europa, globalisering, enzovoort.
Ik denk dat gelijk onze kinderen ook wij moeten leren hoe we het beste opgroeien in onze tijd.
Instabiliteit
De meest begrijpelijke consequentie van deze transitie-fase is instabiliteit. Experimenten veroorzaken verschuivingen in de maatschappij, waardoor deze uit balans raakt. Dit is een universele wet, ongeacht de context of schaal waarin wij ons bevinden. Voor een gezonde situatie is het belangrijk om na het experimenteren weer een nieuwe balans te vinden.
Twee krachtenvelden
Als we vanuit het voorgaande naar de bouwwereld kijken, dan durf ik met enige overtuiging te stellen dat bouwen per definitie een balansoefening is. Een balansoefening tussen meerdere krachtenvelden: die van de kunst, het ambacht, de handel, de gebruiker, enzovoort. En elk met hun eigen vertegenwoordigers. Om mijn verhaal hier inhoud te geven, richt ik mij op twee ervan, namelijk die van de bouwkunst en handel, met de architect en ontwikkelaar als meest herkenbare vertegenwoordigers. En al moet direct gezegd dat deze personages in de praktijk een zeer divers karakter hebben, die disbalans (in gewicht en positie) toont zich duidelijk en wordt door beide partijen gevoed… elk op een eigen wijze.
Gewicht architect
De architect legt bijvoorbeeld steeds minder gewicht in de schaal. Hij doet natuurlijk wel mee in het ontwikkelproces, maar steeds vaker als een van de adviseurs en meer als vormgever dan architect. Dit ten gunste van andermans ideeën of zienswijzen en niet perse die van de eindgebruiker. Uitgangspunten zijn vastgelegd in massa, gewenste typologieën, voorkeur in bouwsystemen, eventuele referentieprojecten of zienswijzen vanuit stedenbouw, welstand, Q-teams of ordners vol nadere tekst en uitleg van beleggers. De opgave is om zo optimaal mogelijk alle ‘eisen’ te vatten in een ontwerp. Maar je begrijpt dat als iets vierkant is gerekend het zelden rond wordt. In andere woorden, de bewegingsruimte van de architect is mainstream aan de voorkant begrensd, daar waar betekenis en inhoud gegeven wordt aan ambities. Er zijn meerdere oorzaken van deze verschuiving terug te vinden in maatschappelijke verschijnselen. Ik noem er vier:
- het ontbreken van een helder beeld van wat een architect is, kan en doet,
- het groeiend wantrouwen jegens zijn of haar ambitieus en vrijzinnig denken,
- de afbraak van architectuur als integraal werkveld,
- de impact van tijdsdruk op ons trage vak.
Elk van deze bovenstaande stellingen vraagt om een nadere toelichting, maar valt hier buiten de scope van mijn verhaal. De essentie is dat deze verschuiving als effect heeft dat architecten steeds later bij een ontwikkeling betrokken worden. Niet zelden pas aan het einde van een denk- of onderhandelingsproces, waarbij belangrijke uitgangspunten reeds geformuleerd zijn. Ook die uitgangspunten die van invloed zijn op dat waar architectuur betekenis kan hebben en speelruimte vraagt.
Ze hebben het effect dat architecten steeds later bij een ontwikkeling betrokken worden.
Positie ontwikkelaar
In tegenstelling tot de architect neemt de ontwikkelaar in processen juist een steeds prominentere positie in. En omdat de primaire incentive voor de ontwikkelaar het drijven van handel is, betekent dat in de praktijk dat logischerwijs kernwaarden als continuïteit, rendement, beheersbaarheid of haalbaarheid boven aan de agenda staan. Ontwikkelaars staan wel open voor ambities, maar onder controle van de handelsgeest. Dit met de overtuiging dat daarom hij of zij ook de touwen in handen moet hebben. Ook hier zien we oorzaken terug in maatschappelijke verschijnselen als direct gevolg van onze tijdgeest. Ik noem er wederom vier:
- de idee fixe dat wie betaalt ook bepaalt,
- de ruimte primair gezien wordt als middel om geld te verdienen,
- het ontbreken van verantwoordelijkheidsgevoel,
- een kokerview als gevolg van die noodzaak tot continuïteit en permanente groei.
Ook hier vraagt elke stelling natuurlijk om een nadere toelichting, maar valt buiten de scope van mijn verhaal. De essentie is dat die handelsbelangen, op die momenten wanneer we een andere koers willen varen, als een soort ‘drijfankers’ werken. Er bestaat wel speelruimte om te innoveren, zolang die positie (continuïteit, rendement, groei…) maar niet in gevaar komt. Waardoor van echt afdrijven, laat staan een volledig ander water zoeken, geen sprake kan zijn. Terwijl juist dat afdrijven soms zo nodig is om tot nieuwe perspectieven te komen.
Ze hebben het effect dat handelsbelangen als ‘drijfankers’ functioneren wanneer we een andere koers willen varen.
Moeizaam klimaat hervormingen
Deze disbalans creëert een moeizaam klimaat voor hervormingen. Of het biedt hervormingen die, ondanks alle goede bedoelingen en intellectuele vermogens, alleen symptomen bestrijden. Het feit dat sommige alternatieve ideeën of innovaties (mainstream) niet echt van de grond komen, is het directe gevolg hiervan. De ideeën of innovaties zijn vaak simpelweg niet van belang voor de handel. Het huis of het gebouw wordt zonder deze noviteiten ook verkocht, dus waarom moeilijk doen?! Of innovaties richten zich vooral op een betere handel:
- zo leidt prefabricatie niet tot meer keuzevrijheid van de gebruiker, maar een sneller bouwen,
- gebruiken we flexibiliteit niet voor meer levensloopbestendig wonen, maar meer intensief gebruik per m2,
- promoten we duurzame energiebronnen en de productie hiervan vooral als middel om geld te besparen,
- en luisteren we naar gebruikers om uit te vinden waar er draagvlak is voor onze eigen agenda.
Daarbij moet tegelijkertijd worden gezegd dat ook de eindgebruiker zelf, vanuit een zucht naar steeds meer voor minder, deze vorm van navelstaren in stand houdt.
Is dit alles wat we kunnen?
Wij zijn ervan overtuigd dat we een andere koers moeten varen, maar hoe doe je dat in dit klimaat? Het helpt iets om erover te schrijven, maar we moeten vooral ook concreet handelen. Maar hoe moet je beginnen? Vanuit wat voor soort denkbeeld? We kunnen een probleem niet oplossen met dezelfde denkbeelden als waar het probleem door is veroorzaakt (A. Einstein). Ons idee is het dat het in eerste instantie gaat om het stellen van de juiste vraag en deze is niet of het goed of slecht gaat. We zijn geneigd om vanuit een polarisatie te denken, maar dit brengt zelden een oplossing. De vraag is eerder of dit alles is wat we kunnen. Bieden wij elkaar het hoogst haalbare? Het gaat niet over goed of kwaad, het is meer een kwestie van niveau en in deze nuance zie ik mogelijkheden voor verandering.
Blokkades wegnemen
Hierbij geldt, dat wat we ook ondernemen, het per direct en top-down omgooien van het roer is een volledig utopische gedachte. Als er al ruimte is voor verandering zien wij die vooral in een bottom up stimuleren van de gemeenschap, zodat deze uit eigen kracht een andere kant op wil bewegen. Zodat die motiliteit, dat vermogen wat gevat zit in de mens, voldoende (bewegings)ruimte krijgt. Dit middels een methode die je zou kunnen vergelijken met zoiets als acupunctuur.
Een organisme wordt gestimuleerd door het strategisch plaatsen van roestvrijstalen naalden. Hierdoor worden energiebanen vrij gemaakt (ontstaat bewegingsruimte) waardoor het organisme op eigen kracht kan herstellen (veranderen).
Analoog aan deze methode, ontwikkelt zich het Motilisme als werkveld. Vanuit de overtuiging dat de gemeenschap als organisme wel wil bewegen, maar dit niet kan omdat er ‘blokkades’ zijn. In het vraagstuk hoe we deze ‘energie’ weer kunnen laten stromen, bevinden zich mogelijk opgaven die beide krachtenvelden, zowel de bouwkunst als handel bij elkaar brengt, weer met elkaar verbindt, waardoor mogelijk een nieuw soort evenwicht ontstaat.
Creëren van draagvlak
Alles wijst er in ieder geval op dat er de noodzaak is om te komen tot draagvlak voor ontwikkelingen die vorm krijgen vanuit een ander perspectief. Een perspectief dat andere wetmatigheden voorop stelt dan ons huidige ‘economisch denken’ en dit zonder dat we ons daarbij als utopisten gedragen. Want ontwikkelingen kunnen door draagvlak leiden tot een nieuwe balans; tot bijvoorbeeld processen waarbij naast de ruilwaarden die belevingswaarden voor de eindgebruiker sturend worden op de agenda. En waar de architect zijn of haar energie en kunde op een positieve wijze kan aanwenden. Dit nadrukkelijk zonder ‘drijfankers’, want voor motiliteit moeten we juist zoveel mogelijk blokkades opheffen; die energie vrij laten stromen.
Een perspectief dat andere wetmatigheden voorop stelt, zonder dat we ons daarbij als utopisten gedragen.
Organisch groeien
Veranderingen op grote schaal vinden niet zomaar plaats. Daarvoor zijn initiatieven en voorbeelden nodig om partijen te overtuigen. En dan nog… Gelukkig is het ook niet nodig om per direct een blauwdruk te hebben van het uiteindelijk resultaat; dat script voor een nieuwe manier van werken. Het nieuwe werkveld mag ook organisch groeien, waarbij dat groeiproces vanuit verschillende initiatieven inhoud krijgt. Ik noem er hier drie als voorbeeld, gezien vanuit het perspectief van de architect:
Nieuwe allianties en eigen initiatief
Architecten kunnen andere allianties onderzoeken. Niet afwachten tot je een werk krijgt toegeschoven om hier vorm aan te geven of competities aflopen, maar in plaats daarvan eigen initiatieven opzetten, verantwoording nemen en coalities bouwen. Dit laatste bijvoorbeeld met de industrie of andere partijen die op zoek zijn naar een beter niveau en innovatie niet als een bedreiging of obstakel zien, maar kans om op dat vlak van betekenis te zijn.
Stimuleren van een collectief bewustzijn
We kunnen tevens investeren in het bewustzijn van de eindgebruiker en zo werken aan een beter, collectief en intuïtief bewustzijn. Dit door mensen te laten zien dat er meer mogelijk is dan wat hen mainstream wordt voorgeschoteld. Door mensen te laten beseffen dat er bruggen bestaan tussen droom en realiteit creëren we draagvlak voor een beter niveau van bouwen, waarin bepaalde ambities niet zomaar worden gesaneerd. Met dit bewustzijn weten mensen beter wat ze wel of niet mogen verlangen, hetgeen meer draagvlak geeft en minder ‘angst’ om nieuwe wegen te bewandelen.
Het doelgroep-denken doorbreken
En als laatste denk ik dat we minder hele volksstammen over één kam moeten scheren. Laten we die identiteit, dat zo kunstmatig zelfbeeld, verrijken met meer aandacht voor wie we wekelijk zijn; voor ons karakter. Laten we dat doelgroepen-denken doorbreken en meer aandacht schenken aan wat de mens, ook als individu, gelukkig maakt. Het is geen onmogelijke opgave, het vraagt alleen een andere weging van belangen en kijk op wat bijvoorbeeld een programma van eisen is. En natuurlijk hoeft niet elk huis anders, hier wordt het die utopie, maar het zou kunnen beginnen met het bieden van meer bewegingsruimte om jezelf te zijn of te kunnen worden. Ter illustratie hiervan het volgende:
Van doelgroep naar droombron
In de mainstream bouwpraktijk maken we ruimte voor de gemeenschap, beginnend met vragen als wat, waar, voor wie en met welk budget gaan we bouwen…:
Daarbij verdelen we de gemeenschap in overzichtelijke, herkenbare groepen, de zogeheten doelgroepen:
Dit doen verschillende onderzoekers op basis van kenmerken als: leeftijd, leefstijl, gezinsopbouw, inkomen, enzovoort en het resultaat is een staalkaart aan identiteiten; een verzameling van groeps-karakters:
Deze, of afgeleiden ervan, worden door ontwikkelaars of makelaars geïnterpreteerd, overgenomen, verbouwd of genegeerd. Daarna vertaald naar eisen en wensen en verpakt in wat wij de opgave noemen:
Deze opgave wordt vervolgens in samenwerking met verschillende adviseurs (waaronder de architect) uitgewerkt tot een zo goed mogelijk antwoord op de gestelde opgave. Dit levert een product. Met dit product gaat men de markt op of er heeft al een verkoop plaatsgevonden. Makelaars worden (of zijn reeds) ingeschakeld om een en ander zo snel en gunstig mogelijk te verkopen:
Maar stel nu dat we niet die identiteit, dat groeps-karakter voorop zetten, maar de mens als individu met al z’n individuele karaktereigenschappen. Wij onszelf de opgave geven ook daar bewegingsruimte voor te maken:
Wat we waarschijnlijk zullen zien is een veel fijnmaziger mozaïek met tal van individuele wensen en verlangens. Oók die behoeften die de generieke kaders van (doel)groepen doorbreken. Ik bedoel, je huis kunnen aanpassen, leven in een gezonde omgeving, invloed hebben op beslissingen, genieten van een goede investering, je niet alleen voelen, maar wel op jezelf kunnen zijn, enzovoort, zijn behoeften door alle leeftijden, inkomensgroepen, gezinssamenstellingen en leefstijlen heen. Onze maatschappij kenmerkt zich nu eenmaal door een grote diversiteit aan idealen:
Maat het bijzondere is, dat als we lang genoeg kijken naar dit mozaïek, we zien dat veel van deze verschillende idealen gebaseerd zijn op een zelfde behoefte, alleen is deze meer primair. De ‘dromen van mensen’ lopen weliswaar in nuance uiteen, maar in oorsprong zijn veel behoeften met elkaar verbonden; kennen eenzelfde bron:
Deze primaire behoeften van de mens zou je kunnen zien als een soort van ‘bronnen’ van waaruit idealen opborrelen. Het zijn onze primaire behoeften aan vrijheid, duurzaamheid en verbondenheid. Wij noemen ze daarom ook de droombronnen:
Om je een gevoel te geven van wat zo’n ‘droombron’ inhoud en hoe we de brug kunnen bouwen naar onze realiteit, geven we hier een voorbeeld. Ieder mens heeft bijvoorbeeld min of meer behoefte aan vrijheid:
Deze vertaald zich in de praktijk tot hele praktische idealen en functionaliteiten, verankerd in ons dagelijks bestaan; dingen dus waar wij van dromen:
Binnen het vak van bouwen en architectuur bestaan tal van oplossingen, producten, concepten, enzovoort waarmee we deze idealen en functionaliteiten kunnen faciliteren:
Net als de doelgroepen bieden de droombronnen de gebruiker en architect een programma om inhoud te geven aan de ruimtelijke opgave. Zij laten zich vertalen in hele praktische idealen, functionaliteiten en kennisdomeinen, gewoon verankerd in ons dagelijks bestaan. Ze richten zich alleen meer op onze belevingswaarden dan de ruilwaarden en worden pas zichtbaar wanneer we vragen stellen als:
- waarom dromen wij?
- hoe geven we hier inhoud aan?
- wat hebben we nodig?
- wie kan dat faciliteren?
- welke producten of kennisdomeinen brengen zij aan tafel?
Om deze content te concretiseren en zo ons collectief bewustzijn te stimuleren, ontwikkelen wij op dit moment een zogeheten droombronnenbank; een online hulpmiddel waarmee we mensen leren om hun dromen te vertalen naar een werkbaar programma van eisen. Die behoefte aan vrijheid, duurzaamheid en verbondenheid, die droombronnen dus, vormen de pijlers waarop wij onze brug kunnen bouwen naar de dagelijkse realiteit.
Dromen in ontwikkeling
We zijn bezig met het schrijven van een ruimer perspectief op de bovenstaande vraag. De publicatie moet ‘Dromen in ontwikkeling’ gaan heten. De voortgang delen we op onze blog, Facebook en Instagram