De belangrijkste verandering was om weer te studeren en dit als een vast onderdeel te beschouwen van mijn dagelijks werk. In de jaren was het aandeel ervan namelijk drastisch verminderd. Dit ten gunste van de productie. Mijn werk als architect had steeds meer het karakter van iemand die vooral vorm geeft aan de ambities en ideeën van marktpartijen; zij die onze leefruimte voornamelijk zien als middel om geld te verdienen.
Architect in plaats van vormgever
Ik meen echter dat een architect meer is dan alleen een vormgever. Waar architectuur oorspronkelijk een gevolg was van een collectief en intuïtief bewustzijn, is daar in dit tijdsgewricht de architect voor in de plaats gekomen. Ongeacht z’n huidige positie, betekent dit in feite dat de architect (als vakmens) in staat zou moeten zijn om te begrijpen hoe mensen het liefst leven, het meest gelukkig worden, bewust of onbewust, om vervolgens dit te vertalen in een ruimtelijke opgave, met uiteindelijk het ontwerp als een uitwerking daarvan. Dit in samenwerking of als vertegenwoordiger van de gemeenschap waar de ruimte voor bedoeld is. Een verantwoordelijke taak die voorbij gaat aan het alleen vormgeven van wat ‘de markt’ je opgedraagd en rede genoeg om te studeren.
Van ruimte naar bewegingsruimte
Vanuit dit bewustzijn heb ik in 2018 het roer helemaal omgegooid en ben opnieuw begonnen. Met als centraal thema de vraag op welke wijze ik als architect van betekenis kan zijn voor die eindgebruiker en gemeenschap. Op welke wijze kunnen we samenwerken en elkaars horizon verbreden. Op welke wijze kan ik de meerwaarden van mijn vak architectuur weer van betekenis laten zijn. Hierbij heb ik mij gericht op wat ik in de jaren als een gemis ervaren heb, namelijk de ruimte voor mensen om in te kunnen bewegen; die mogelijkheid om onze leefruimte aan te passen aan die maatschappelijke dynamiek, die veranderende omstandigheden tijdens onze levensloop. Het heeft geleid tot de ontwikkeling van een nieuw werkveld met de naam Motilisme.